Meer van die kinderen op televisie, alstublieft
In wat voor wereld groeit een kind tegenwoordig op? Je vraagt het je af, als je de ellende voorbij ziet trekken in de grotemensenprogramma's. Je eigen jeugd lijkt minder bedreigend, minder onzeker. Zeker achteraf, nu je die jeugd hebt overleefd. Voor de kinderen van vandaag is dat perspectief nog niet zeker. Waar moet dat heen, hoe zal dat gaan?
Over een ding ben ik optimistisch, na vier afleveringen van NTR's-kinderserie 'Ik ben Nederlander' te hebben gezien: kinderen zijn gewoon nog steeds kinderen, levend in het moment, roeiend met de riemen die ze hebben. En die toekomst? Die komt later wel.
Het concept van 'Ik ben Nederlander' is simpel. Acteur Jack Wouterse bespreekt met kinderen uit alle delen van het land een aantal onderwerpen. In een haarscherpe en perfecte montage - je verveelt je letterlijk geen seconde en toch gaat dit programma nooit té snel - presenteren de kinderen hun beste vriendjes en huisdieren, filmen ze de route van huis naar school, vertellen ze over hun hobby, hun geloof, hun favoriete eten, hun familie. Ze laten hun met speelgoed volgestouwde slaapkamertjes zien. En ze vertellen flauwe moppen! 'Ken je die van die blinde timmerman? Die slaat nergens op.' Nee, er is echt niet veel veranderd sinds tig jaar geleden.
Ik kan er de hele dag naar kijken, naar die jongens en meisjes die hard op weg zijn zelfstandige wezens te worden en toch nog echt kind zijn. Zoals dat mooie gastje dat over twintig jaar een wereldberoemde drummer in een metalband wil zijn, maar nu nog slaapt in een bed vol knuffels. Of dat parmantige meisje dat al eens een echte muis heeft ontleed, maar nog steeds duimt. Of dat stoere knaapje uit Zeeland dat er van droomt de nieuwe Ronaldo te worden. En als dat nou niet lukt? "Dan word ik visser."
Als een grote lobbes dartelt Jack Wouterse rond al die kindjes, zoals een sint-bernardshond die verliefd is op een jong katje of eendje: hij beseft dat hij veel te groot is, maar hij wil zo graag spelen! En probeert zich dus zo klein mogelijk te maken. Maar geregeld wordt er even lekker gestoeid. Als een kind zijn mop heeft verteld, duwt Jack hem gewoon van het kistje af dat als podium diende.
Het is geruststellend om te zien dat jeugdige vrolijkheid kruipt waar ze niet gaan kan. Zelfs in een gezin van Syrische vluchtelingen, waar een pips meisje in nog aarzelend Nederlands vertelt over Aleppo: "Huis kapot gemaakt, oom dood gemaakt." Even later zit ze toch weer te giechelen tussen haar zusjes op de bank, om die domme grapjes van Jack Wouterse.
Hij pakte wel de orthodox-christelijke Kars - uit zo'n kinderrijk gezin zonder televisie - erg pittig aan met vragen over zijn geloof. Hoe Kars nou kon weten dat die drie-enige god van hem werkelijk bestond? Het jongetje kreeg een echte geloofstest - die hij goed doorstond - terwijl moslimmeisje Intissar alleen hoefde te vertellen wat haar geloof betekent voor de dagelijkse praktijk.
Maar wie weet wordt deze balans rechtgetrokken: er zijn nog acht afleveringen te gaan, op de vroege zondagavonden. Waarom mogen die kinderen eigenlijk niet om half 9 in beeld, net na het journaal? Dan worden de grote mensen tenminste weer vrolijk.